vrijdag 3 januari 2014

Wisselgeld


“Ik durf het bijna niet te vragen, maar zou jij nog één ritje willen doen? Vier personen vanaf twee adressen in Oss naar het ziekenhuis in Den Bosch brengen.”
De afgelopen zes uur heb ik met mijn taxibus half Nederland doorkruist om overal mensen op te halen en die naar Schiphol te brengen. Door alle sneeuw en gladheid voelt het alsof het twee keer zo lang duurde. Het is nu zeven uur in de ochtend en eigenlijk wil ik naar bed. De centralist klinkt smekend. Terwijl ik besluit dat ik nu echt assertief ga doen en dat het tijd is om naar huis te gaan, hoor ik mezelf zwak “OK” zeggen. 

Twee koppen koffie en een rustpauze later sta ik bij het eerste adres voor de deur: een oudere mevrouw met rollator en haar zoon die haar begeleidt. Vriendelijke bescheiden mensen met een aardig gesprek.
Wat later stoppen we voor het volgende huis: deze mevrouw neemt haar dochter mee. Geen rollator deze keer.

De twee nieuwkomers pakken direct het gesprek op. In fel Ossisch willen ze van alles van me weten. Hoe ik heet en of ik er ene ben van die en die Van Boxtel. En of ik ‘ons moeder’ wel eens naar de soos heb gebracht. En of ik ook nog andere ritten rij dan alleen naar het ziekenhuis. Ach, het zijn geen verkeerde vragen en de dames bedoelen het goed. Ik heb er geen probleem mee om wat oppervlakkigheden te vertellen, zoals dat ik vannacht naar Schipholrit ben geweest.
Mijn eerste passagiers zitten achter in de bus. Door het verbale geweld van de andere twee, krijgen ze de kans niet om iets te zeggen, dus ze doen er het zwijgen maar toe.

Aangekomen bij het ziekenhuis stappen moeder en dochter als eerste uit. “Goade gij mar vast noar binne, dan reken ik wel af”, zegt de dochter terwijl ze haar beurs trekt. Ze moet elf euro negentig afrekenen en geeft me zes munten van twee terwijl ze haar hand op blijft houden voor het wisselgeld. “Joa, da mins kost mèn al veuls te veul”, vergoelijkt ze. Ik geef haar een duppie terug: “Alstublieft mevrouw.”
Terwijl de dochter haar beurs omslachtig wegstopt, noem ik het bedrag aan de andere passagiers: “Dertien euro tachtig alstublieft.” “Laat maar zitten”, zegt de zoon terwijl hij me vijftien euro geeft. “Goede reis naar huis en welterusten voor dadelijk.”
De dochter merkt het niet eens.

september 2007




Geen opmerkingen:

Een reactie posten