zaterdag 11 januari 2014

Evenwicht




"Arno, waar ben je? Help me alsjeblieft, ik kan niet verder."
"Rustig maar Hielke, ik ben hier, vlakbij. Kom, geef me maar een hand, dan help ik je wel naar buiten."

Ik sta naast mijn taxi en neem waar. Het is niet de eerste keer dat ik dit stel ophaal en steeds opnieuw treft het me. Alle blinde mensen die ik vervoer -en geloof me, dat zijn er heel wat- verbazen me steeds met hun zelfstandigheid, hun zelfredzaamheid en hun opmerkingsgave. Ze functioneren prima als ze zich door de grote boze buitenwereld moeten verplaatsen. Er zijn er maar weinig die hulp willen, meestal reageren ze zoals veel mensen met een beperking: "Dat kan ik zelf wel". Behalve Hielke. Zonder haar man is Hielke nergens, zelfs niet als ze nog in de deuropening van haar eigen huis staat. Zoals nu dus. 

Arno zet zijn vrouw op het trottoir en draait weer terug om de voordeur af te sluiten. Tijd voor mij om in actie te komen. Ik loop op Hielke af. "Dag mevrouw, zal ik u alvast naar de taxi brengen? Hij staat ongeveer een meter van het trottoir af, dat kwam beter uit met keren in dit doodlopende hofje." Ik zie haar hulpeloos met een arm zwaaien, dat maakt haar alleen instabieler. Ik ga voor haar staan. "Als u mij twee handen geeft, ga ik met mijn gezicht naar u toe voor u staan. Dan kan ik u precies vertellen waar u van het stoepje af moet stappen - hier dus, goed zo. Nu staat u recht voor de rechterzijkant van de auto. Voel maar, we zijn er al. Als u nou zó draait, is uw gezicht naar de voorkant van de auto gericht. Hier voelt u het achterportier en hier is het voorportier. Iets bukken, anders stoot u uw hoofd. Ziet u, u zit al. Dan geef ik u nu uw gordel aan. Hier is het clipje. Wilt u zelf even proberen of het lukt? Als u hem niet dicht krijgt, wil ik u dadelijk vanaf de andere kant wel even helpen." Hielke vraagt nou eenmaal wat meer sturing dan andere blinde passagiers. 

Mevrouw is zo trots als een pauw dat ze zonder hulp van haar man in de taxi is gekomen, maar zodra manlief instapt draait ze weer om als een blad aan de boom. "O Arno waar was je? Ik was zó bang zonder jou." 
Arno heeft een boormachine en een gereedschapskoffer bij zich. "We gaan klussen bij onze dochter. Die heeft een verstandelijke- en een psychiatrische beperking en sinds kort woont ze alleen. Ik ben haar bewindvoerder, haar klusjesman, haar begeleider en alles. Dat ben ik trouwens ook voor onze autistische zoon. Sinds enkele jaren ben ik afgekeurd voor mijn eigen werk, maar ik heb een dagtaak aan de zorg die ik voor mijn vrouw en mijn kinderen heb. Als je alleen al ziet wat ik vandaag heb gedaan: eerst mijn vrouw uit bed halen, helpen met douchen, haar haren wassen en haar afdrogen en aankleden. Toen heb ik het ontbijt verzorgd en daarna de ontbijtboel weer opgeruimd. Daarna kregen we visite, daar moet ik dan ook de gastheer voor zijn want zoiets kun je van mijn vrouw niet verlangen. Tussendoor heb ik een was gedraaid, die heb ik ook opgehangen. O ja, en dan moet ik ook nog af en toe mijn vrouw naar het toilet begeleiden. En dan gaan we nu dus naar onze jongste dochter toe. Als we straks weer thuis zijn,  komt onze oudste dochter langs. Die mankeert niks, maar ik wil dat zij de tweede bewindvoerder voor haar broer en zus wordt. Stel je voor dat er met mij iets gebeurt, dan moet zij het over kunnen nemen. Tot die tijd moet zij bij alles wat ik doe over mijn schouder meekijken, anders ben ik bang dat ze er straks niks van bakt."

De man praat maar door. Alsof je een stop uit de gootsteen hebt getrokken, zo loopt hij leeg. In een razend tempo vertelt hij over alles wat hij met zijn kinderen doet en wat hij voor hen overheeft. Maar ook over wat hij voor zijn vrouw overheeft, sinds ze 15 jaar geleden blind werd. "Echt chauffeur, u wilt niet weten wat dat voor zorgen geeft. Mijn vrouw kan echt niks meer. Haar hele verzorging komt op mij neer, het hele huishouden draait op mij. Voor het PGB ben ik nu ook de officiële zorgverlener. We hebben heel wat mensen in huis gehad, maar als puntje bij paaltje kwam was er op de kritieke momenten nooit iemand aanwezig en kwam alles op mijn schouders terecht. Dat hebben we toen ook maar officieel gemaakt. En dan is het maar goed dat ik voor mijn eigen werk volledig ben afgekeurd."

Na zijn non-stop monoloog waarbij ik mevrouw op de passagiersstoel naast mij driftig mee zie knikken, komen we bij het adres van de jongste dochter aan. "Voorzichtig schat, ik zal de deur voor je open doen en dan mag je pas uitstappen als ik het zeg. Want jij kunt niet zien of er verkeer aankomt."
Ik zie dat wel. In het kleine hofje komt nauwelijks ooit verkeer. En als je de auto vlak bij het trottoir zet -zoals ik heb gedaan-, hoef je ook niet bang te zijn dat iemand je van je sokken rijdt. Wat een gedoe, denk ik. Als je je vrouw klein wilt houden, moet je het vooral zo doen. 

Pas als ik thuis ben en een beetje in de keuken aan het rommelen ben, valt ineens het kwartje. Natúúrlijk, die vrouw is het probleem helemaal niet. Het gaat om die man. DIE heeft aan alle kanten bevestiging nodig. Die moet de hele dag horen en voelen hoe geweldig hij is en hoe goed hij zijn mantelzorgfunctie invult. Hier krijgt hij meer bevestiging dan dat hij ooit in zijn gewone werk heeft gehad. Het enige dat die vrouw doet, is haar man geven wat hij nodig heeft. Hij wil een behoeftige vrouw, dus zij zorgt dat hij  er ook een heeft. Dit is een systeem dat zichzelf in stand houdt, een evenwicht van twee mensen die achteroverhangend elkaar in balans houden. Geen van beiden beseft dat je ook zonder hulp stabiel kunt zijn. Je hoeft alleen maar rechtop te gaan staan. 

(En natuurlijk zijn de namen van Arno en Hielke gefingeerd.)

11 januari 2014


Geen opmerkingen:

Een reactie posten