woensdag 25 februari 2015

God


Hij zwalkt een beetje als hij van de taxi naar de revalidatie loopt. Een wat onzekere tred, maar wel een goede stap: beide benen evenredig belastend, goed afgezet en met een volledige afwikkeling van zijn voet. Hij houdt de handen in de zakken, heeft ze niet eens nodig om evenwicht te zoeken. Iemand die hem niet kent kan hooguit denken dat deze man een borreltje op heeft en daarom wat zwalkt. 

Gisteren haalde ik hem op bij de revalidatie, vandaag heb ik hem er weer heengebracht. Toevallig, want hij gaat er al vanaf begin januari met de taxi naar toe en we hebben elkaar eerder nog niet ontmoet. 
"O, da's maar goed ook mevrouw," vertelde hij me zojuist in de taxi. "Want ik was niks meer. Ik kon niks. In december gebeurde dat met mijn hersens. Hoe heet dat?" 
"Herseninfarct?" probeer ik.
"No no, it wasn't that. It-it-it-it was a stro-stro-stroke!" Het hoge woord is eruit.

dinsdag 24 februari 2015

Bijna dood



Terwijl het buiten redelijk fris is, parelen kleine zweetdruppels op het voorhoofd en de neusvleugels van de man. Hij is gejaagd, zenuwachtig, onrustig, paniekerig. "Weet u mevrouw, ik had DOOD kunnen zijn. Bijna. Ik was bijna DOOD." Op de achterbank zet hij een grote plastic doos met deksel, daarna gaat hij naast mij zitten. "Echt mevrouw, ik overdrijf niet. Bijna dood. Ik had echt dood kunnen zijn. Bijna dood". 

Ik begrijp hem niet goed. Nog maar tien minuten geleden kreeg ik een vreemde ritopdracht binnen. Bij de bijzonderheden stond: "Via1: Leeghwaterlaan 8/8 5223BA 's-Hertogenbosch. Let op: meneer heeft tussenstop bij justitie Den Bosch. Huisnr. aankomstadres verifiëren bij klant. JB klant staat al klaar zsm ophalen." Wie is JB? De klant heeft andere initialen. En wat is er aan de hand? Is deze man crimineel? Misschien. Is hij gevaarlijk? Nee, want dan zou justitie hem niet alleen laten reizen. Ik besluit niet teveel te praten en gewoon af te wachten. 

zaterdag 21 februari 2015

Strak


Eigenlijk wilde ik niet, maar het moest. Ik kon er niet langer onderuit. Ik moest me een nieuw uniform aan laten meten. Waarom ik daar zo tegen opzag? Omdat het nooit goed ging. Tot nu toe dan. 
Mijn laatste uniform is een jaar of zes geleden aangemeten. De kleermaker liet mij een doorpasjasje aantrekken, waarna hij driftig met krijt en spelden ging strepen en prikken. Zo moest het worden, na 14 dagen zou het klaar zijn. Toen ik het eenmaal had, paste dat pak dus voor geen meter: de revers gaapten en deden mijn toch al niet onaanzienlijke boezem nog eens drie maten groter lijken. De schouders hingen tot halverwege mijn bovenarmen, de mouwen reikten tot op mijn vingerkootjes en mijn armen vooruit strekken -toch geen zeldzame beweging voor een chauffeur- lukte niet, daarvoor had ik te weinig bewegingsvrijheid bij de oksels. Ik heb gevraagd of het aangepast kon worden, maar volgens die kleermaker was dat niet nodig. Het was puur een kwestie van wennen, volgens hem. Het gevolg was dat ik het jasje nooit droeg. Ik trok een nette zwarte broek, witte of zwarte bloes en zwart vest aan, completeerde dat met een sjaaltje in de bedrijfskleuren et voilà, c'est ça

donderdag 12 februari 2015

Geoeteld


Komend weekend is het pas carnaval, maar ik rijd de hele week al rond met stickers van de Oeteltaxi, hét kenmerk van de met carnaval toegelaten Bossche taxi's. Of liever: ik rééd ermee rond. Want maandag vloog de sticker al tijdens het rijden van de voorruit en dinsdag moest ik driftig de plakbandrol hanteren om de achterruitsticker op zijn plaats te houden. Die sticker is niet zomaar iets, het is een 15 centimeter hoge banier, die over de volle breedte van de voor- of achterruit gaat. 
Blijkbaar hadden alle taxi's last van loslatende stickers, want vandaag kreeg de ene na de andere chauffeur een omroep om tussen twee ritten even in Den Bosch de taxi te laten 'oetelen' door twee nieuwe stickers te laten plakken. Nou ja, dat 'even' bleek in mijn geval anderhalf uur te duren. 

Geprivilegieerd


Honderd jaar geleden was de Osse hei een gebied vol armoe. Struikrovers en bandieten struinden er rond, in die jaren tussen de twee beruchte periodes waarin de Osse bendes actief waren. Er woonden armoedzaaiers, zoals Jan Tompe en zijn vrouw Netje. Tien kinderen kregen zij daar in hun plaggenhut. Alle tien stierven ze voortijdig, als slachtoffertjes van de troosteloze armoede. 
Na de oorlog zorgde d'n Organon voor een economische boost in Oss, en de Osse hei werd gecultiveerd. Er kwam een heus villapark voor het management van de pillenfabriek en de plaggenhut maakte plaats voor grote, rijke huizen. En dankzij d'n Organon was het ook niet meer nodig om tien kinderen te krijgen. Jammer voor Jan en Netje dat ze niet wat later geboren waren.