“Nou
gewoon. Of eigenlijk is het niet gewoon, maar er zit nu een man uit ’t Gooi bij
de businessclub. Hij is vanmorgen met zijn eigen auto gekomen, maar hij wil
vanavond een chauffeur inhuren zodat hij zelf nog wat kan drinken. Hij denkt om
elf uur te vertrekken, dan wordt het voor die chauffeur te laat om met de trein
terug naar hier te komen. Meneer vraagt dus een extra taxi die zijn chauffeur
weer naar huis kan brengen.”
“Doe
maar ruig.”
“Zeg
dat wel.”
Het
klinkt aantrekkelijk: een uur heen en een uur terug. Dure klant, dikke fooi. En
zelf krijg ik geen dronken of vervelende klant in de auto, alleen op de
terugweg een gezellige collega. Ik doe het.
De
businessclub torent hoog boven de golfbaan uit. Kunstzinnig blauw verlicht,
omgeven met smeltende ijssculpturen. Het mag wat kosten. Collega Henk is er al:
“Ze zijn nog niet klaar met het diner.” In een zijkamertje krijgen we koffie en
dan begint het lange wachten.
Anderhalf
uur later belieft het onze passagier om huiswaarts te keren. Henk stapt in
meneers Cadillac, en ik in de taxi. Ondanks het tijdstip is het druk op de
autoweg. Ik kom achter wat vrachtwagens terecht en verlies de Cadillac al
gauw uit het oog.
Iets
over half twee ’s nachts sta ik voor de oprijlaan van een flinke villa. Er
brandt licht. Henk zal wel binnen zitten, want met dit weer laat je een chauffeur toch
immers niet in de kou staan wachten op zijn vervoer naar huis. Ik bel hem maar eens op om
te melden dat ik er ben. “Ik kom er zo aan”, zegt hij en hij hangt meteen weer
op. Nou, fraaie boel. Hij aan de koffie en ik kan hier staan blauwbekken.
Tien
minuten later is Henk er nog niet. Ik word steeds bozer, ik heb het helemaal
gehad. Je koffie opdrinken, dat kan. Maar dan blijf je toch niet binnen hangen?
Opeens
hoor ik achter me een auto. De Cadillac komt de bocht om en rijdt behoedzaam de
oprijlaan op. Hier begrijp ik niks van. Boze stemmen, een deur slaat dicht. Henk
komt snel teruglopen en stapt in mijn auto in. “Zo zat als een maleier. Onderweg hebben we van alle benzinestations
de wc gezien. Het was gelukkig zijn eigen auto die hij onder heeft gekotst, maar mijn pak is ook helemaal vies. En stinken! Dit was een onbeschoft duur
ritje en doet die man allemaal op rekening van de zaak. Hij was zo dronken dat hij zijn eigen portemonnee toch niet kon vinden. Zojuist deed zijn vrouw open, die was witheet
toen ze zag hoe bezopen hij was. Ze sloeg hem gewoon naar binnen. En een fooi?
Een snauw toe kon ik krijgen.”
februari 2008
Geen opmerkingen:
Een reactie posten