donderdag 12 februari 2015

Geprivilegieerd


Honderd jaar geleden was de Osse hei een gebied vol armoe. Struikrovers en bandieten struinden er rond, in die jaren tussen de twee beruchte periodes waarin de Osse bendes actief waren. Er woonden armoedzaaiers, zoals Jan Tompe en zijn vrouw Netje. Tien kinderen kregen zij daar in hun plaggenhut. Alle tien stierven ze voortijdig, als slachtoffertjes van de troosteloze armoede. 
Na de oorlog zorgde d'n Organon voor een economische boost in Oss, en de Osse hei werd gecultiveerd. Er kwam een heus villapark voor het management van de pillenfabriek en de plaggenhut maakte plaats voor grote, rijke huizen. En dankzij d'n Organon was het ook niet meer nodig om tien kinderen te krijgen. Jammer voor Jan en Netje dat ze niet wat later geboren waren. 

Bij een van die grote, rijke huizen mocht ik deze week een klant ophalen die naar Eindhoven wilde. 
Een jonge, goed verzorgde en zelfs een beetje chique vrouw van midden dertig opent de voordeur. "Heeft u een ogenblikje, dan zal ik kijken of mevrouw gereed is." Het klinkt vreemd. Ik had allang gezien dat deze vrouw hier niet de hoofdbewoner is, daarvoor is dit huis teveel stil blijven staan in de jaren zeventig. Maar als dit de dochter des huizes is, zegt ze toch niet "mevrouw" als ze het over haar moeder of haar tante of zo heeft? 
Nauwelijks is ze weg bij de voordeur, of een oude man schuifelt naar voren. Hij ziet er verzorgd uit en staat nog stevig op zijn benen, maar zijn gezicht is een masker en hij heeft een lege blik in zijn ogen. "Wie bent u?" Ik stel me voor. "O." Even is het stil. "Wie bent u?" herhaalt hij dan. De jonge vrouw komt terug, grijpt de man bij de hand en zegt zacht maar dwingend "Kom u maar even met mij mee."
Ik wacht.
Na enkele minuten komt er een oude mevrouw met een rollator tevoorschijn. Zij bedankt de jonge vrouw nogal formeel en loopt naar de taxi. Het voelt allemaal vreemd aan. Ik weet: dit is geen gewone familie.

In de taxi babbelt mevrouw honderduit, maar het gaat vooral over de spreekwoordelijke koeien en hun nageslacht. Ik dring niet aan, ik weet dat hét verhaal vanzelf een keer komt. En ja hoor, halverwege de rit begint ze: "Dat waren mijn zus en zwager." Ik kijk haar ongelovig aan. "Uw zus? Dat meent u niet!" "Oh nee, niet die vrouw die u zag. Dat was een van de thuisverpleegkundigen. Mijn zus is 84, vier jaar jonger dan ik. Ze is nog redelijk goed bij haar hoofd, maar haar lijf kan niks meer. Ze kan niet zelf eten of drinken, ze kan zich niet aankleden, niets vasthouden en ze kan zelfs haar eigen billen niet afvegen. Vreselijk gênant vindt ze dat. Van haar man hoeft ze ook geen hulp te verwachten. Hij deed zijn hele leven alles voor haar, maar nu is hij echt vreselijk dement. Zijn lijf doet het nog goed, maar zijn hoofd wil niet meer."

Ik moet aan de uitspraak van mijn oma denken, die zei altijd "Unne mens gi ut uurst dood in zunne kop, un vrouw gi ut uurst dood in dur bêen." (Een man gaat het eerst dood in zijn hoofd, een vrouw gaat het eerst dood in haar benen). Ik heb al vaker gedacht dat ze gelijk had. Van al die bejaarden waar ik mee werk, zie ik dat er veel meer mannen dan vrouwen dementeren, terwijl de vrouwen juist veel slechter ter been zijn. 

Enfin, mevrouw gaat al snel dieper in op de problemen die haar zus en zwager ondervinden. "Weet u, ze hebben allebei een PGB, daarnaast zijn ze kapitaalkrachtig genoeg om particuliere thuiszorg te bekostigen. Dag en nacht is er nu iemand in huis, ze hebben een rooster met een stuk of vijf verpleegkundigen die ze zelf hebben uitgekozen. Dat draait goed. Maar net zoals u en ik voorkeur hebben voor bepaalde mensen, heeft mijn zus dat ook. En van sommige verpleegkundigen vindt ze het vreselijk als die haar bips af moeten vegen. Maar ja, je hebt natuurlijk niet alles in het leven voor het kiezen."
"Nee", zeg ik, en ik denk aan al die mensen in verpleeghuizen die zich nog veel meer handelingen van onwelgevallige verpleegkundigen gelegen moeten laten. De zus en zwager van mevrouw wonen tenminste nog in hun eigen huis, eten hun zelfgekozen eten en hebben nog een belangrijke stem in de keuze van hun particuliere verzorgers. Eigenlijk zou je dit alle bejaarden gunnen, maar dat is onbetaalbaar. 

Het lijkt alsof mevrouw mijn laatste gedachte hoort. Ze vervolgt: "Die verpleging kost dan wel 100.000 euro per jaar, maar dan heb je ook wat." Ik slik. Eén ton? 
"En dacht je nou dat ze gelukkig zijn? Het zijn eigenlijk gewoon twee zielige eenzame stumpers."

Twee eenzame stumpers op de hei, net als Jan en Netje Tompe, honderd jaar geleden. Maar dan wel geprivilegieerde stumpers.
Ik vermoed dat de ouders van onze bewindslieden ook zo hun oude dag zullen slijten. Als dit in Den Haag het beeld is van zorgbehoeftige bejaarden, begrijp ik dat er meer wordt bezuinigd op de zorg. Maar helaas hebben we het hier over de happy few. Het gros van onze senioren loopt meer kans om door alle bezuinigingen op termijn een moderne Jan en Netje Tompe te worden. En d'n Organon bestaat niet meer, daar hoef je dus ook niets meer van te verwachten. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten