zondag 16 maart 2014

Koud


"Nee he, toch niet die zeurpiet", schiet er door mijn hoofd als ik op de boordcomputer mijn nieuwe ritopdracht binnen zie komen. De mevrouw die bij de dialyse op mij zit te wachten, is bepaald niet een van de populairste klanten. Het begint al als je haar ophaalt. Hoe vriendelijk je ook bent, meer dan een boze blik en een diepe zucht kunnen er niet vanaf. En wat je ook zegt of doet, het is nooit goed. De taxi is te laat of te vroeg; de chauffeur brengt een ziekenhuisrolstoel mee terwijl ze er al een heeft; de chauffeur brengt geen ziekenhuisrolstoel mee terwijl ze er een nodig heeft; de chauffeur praat teveel of de chauffeur zegt niks en ga zo maar door. Van haar kant kan een praatje er niet af en bij elk bochtje of hobbeltje in de weg kreunt ze verwijtend. 
Die mevrouw mag ik dus ophalen. Het enige geluk is dat de rit maar hooguit een kwartier zal duren. 

Dik ingepakt zit ze op me te wachten voor de dialyseafdeling. Ik heb goed gegokt: zij zit op de bank en ik heb een rolstoel meegebracht. Voor mevrouw maakt het niks uit, ze kijkt smartelijk en laat zich kreunend in de stoel zakken. Ik verman me, trek vanuit mijn tenen mijn vriendelijkste stem en dito gezicht tevoorschijn en rol haar naar de uitgang. Buiten schijnt de zon. Het is nog geen half maart, 20 graden en iedereen geniet zo bloot mogelijk gekleed van deze heerlijke middag. Intussen stapt mevrouw chagrijnig over van rolstoel naar passagiersstoel. 

Terwijl ik de administratie in orde maak, valt ineens het kwartje. Natuurlijk, de dialyse! Twee keer eerder vervoerde ik dialysepatiënten die me vertelden dat het bloed zo "koud" is als het terugkomt in het lichaam. Natuurlijk is dat betrekkelijk, het scheelt maar één tot anderhalve graad, maar als je vier uur lang steeds weer dat koude bloed terugkrijgt, raak je vanzelf onderkoeld. Op datzelfde moment besef ik ook dat mevrouw wel erg dik is ingepakt voor dit prachtige lentezonnetje. "Zal ik voor u de verwarming hoog zetten?" vraag ik in een opwelling. "O ja, gráág. Als u dat zou willen doen." En met twee steenkoude handen grijpt ze mijn rechterhand om me te bedanken.

En ineens is het niet meer de chagrijnige mevrouw. Ze begint te vertellen, over haar dochter en over haar man, over haar vakantie aan de Middellandse Zee. En al rijdend ontdooit ze. Letterlijk. Intussen staan bij mij de zweetdruppels op mijn voorhoofd, maar ach, daar doen we niet moeilijk over. Als ze dadelijk is uitgestapt, gaat de verwarming uit en het raampje open.


Hoe simpel kan het leven zijn als je de behoefte van een ander begrijpt. 


2 opmerkingen:

  1. Wauw Manjo! Goed geschreven en zo waar!! Succes Caroline

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik heb iets dergelijks ook meegemaakt. Ik stond in de rij bij de kassa en het meisje achter de kassa werkte traag en maakte fouten en ik zat me te ergeren. Maar met nog 2 wachtenden voor me bedacht ik me dat het 18 u was en dat ik zelf ook moe was en chagrijnig. En ik keek eens goed naar haar en zag dat ze helemaal bleek om haar neus was en dat iedereen chagrijnig tegen haar deed. Dus toen ik aan de beurt was keek ik haar recht aan en zei: "Gaat het wel goed met je?" En inderdaad: ze deed mee aan de ramadan en dat ging steeds goed, maar een half uur daarvoor had ze ineens een klap gekregen van de man met de hamer en ze was beroerd en duizelig en misselijk. Maar door dat kleine beetje medeleven knapte ze ineens op. En de mevrouw die zich achter me eerst nog stond te verbijten van ergernis was ineens ook vol begrip en had acuut wel geduld. Zo simpel :-)

    BeantwoordenVerwijderen