zaterdag 29 maart 2014

Schade



Vrijdagmorgen, druk, druk, druk. Om 8:40 krijg ik ritten door die al om 8:25 en 8:30 gestart moesten worden. En dan moet ik eerst meneer Balmaekers nog naar zijn werk brengen, die zit al in de taxi. Balmaekers maakt zich er niet druk om, "Ik ben dat eerlijk gezegd wel gewend en ze weten dat ik wat later kan komen."
De Vijversingel is afgesloten, dan maar door de Lijsterlaan en over de overweg bij "d'n Organon", zoals ze hier in Oss nog steeds zeggen. Meer automobilisten denken er zo over, het is druk in de toch al niet zo brede Lijsterlaan. En dan komt er ook nog eens een Ford Transitbusje met veel misbaar aanzetten. "Aan de kant, aan de kant",  lijkt het te roepen. Haast automatisch stuur ik mijn auto verder naar rechts, totdat de wielen het trottoir op gaan. Voorzichtig rijd ik verder, maar die bus zit wel akelig dicht naast me. Het laatste stuk gaat het ineens fout: ik hoor de auto's tegen elkaar tikken en schaven. Nee he, het zal toch niet?!
Ik stop en stap uit, terwijl Balmaekers lacht. "Zie je wel, er is altijd iets op vrijdagmorgen. Voorlopig zien ze mij nog niet op het werk."

"Wel godverdegodver en wat denk jij wel niet? Al die taxichaufeurs zijn hetzelfde. Jullie kunnen niet rijden, je zag toch dat je er niet door kon? En zo gaat het altijd bij jullie, kijk maar eens naar die kutbusjes van jullie, allemaal vol deuken. En jij bent ook al zo'n brokkenpiloot, kijk maar naar die kutkar van je."
Ik draai me om. De achterbumper en het spatbord van mijn auto zijn inderdaad gescheurd en verwrongen. Een dikke groene streep getuigt van een vorige confrontatie. 
De man is mij net voor: "En dan ga jij nu zeker beweren dat je daar niks vanaf weet en dat een collega dat wel op z'n geweten zal hebben. Want zo zijn jullie ook nog - jullie zullen nooit toegeven dat je fout zit." Intussen poetst de man ijverig met zijn mouw een beetje spuug over de grijze streep die zijn zwarte busje ontsiert.
Slikken Manjo. Tot 10 tellen. "Wacht u even meneer, dan pak ik een schadeformulier en werken we het meteen af." 

Terug in de taxi zucht ik even diep. Maar gelukkig is Balmaekers er ook nog. "Weet je wel dat jij met twee wielen op de stoep reed toen je tegen die bus tikte? Hoeveel verder had jij nog naar rechts moeten gaan? Die vent reed gewoon veel te ver midden op de weg. Het is dat jouw spiegel laag zit en de zijne hoog, anders had hij gegarandeerd jou ook geschampt." Het duurt enkele tellen totdat het tot me doordringt wat Balmaekers zegt. Ik kan hem wel zoenen!
Voordat ik terugga, kijk ik nog even naar mijn buitenspiegel. Het meest uitstekende deel daarvan is een klein kapje van doorzichtig plastic, dat het lichtje beschermt van een extra richtingaanwijzer in de buitenspiegel. Dat kapje moet de bus geraakt hebben. Afgerond glad plastic waar geen barstje of krasje op te vinden is, de schade aan de bus kan dus nooit groot zijn.

Mijn hervonden zelfvertrouwen moet van me af te zien zijn, want bij terugkomst is de man ineens heel wat gematigder. "Eh, ja, eh... ik moet nog op tijd bij een klant zijn. Ik heb eigenlijk geen tijd voor die papieren nu. En ik geloof dat de schade ook meevalt." Waar hij met zijn mouw het spoor van het plastic heeft weggepoetst, is helemaal niets meer te zien. "Ga maar, maar als ik je nog ooit tegenkom, kom je er niet zo gemakkelijk vanaf."
Ik ga er maar niet meer tegenin, tegen zo iemand valt niet te strijden. En bovendien wachten er nog steeds enkele klanten op mij. Maar Balmaekers kan bij mij niet meer stuk. 

En wie mij kent, weet natuurlijk dat Balmaekers niet zo heet. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten