donderdag 27 augustus 2015

Bevroren


Vandaag kwam ik haar weer tegen, op haar scootmobiel. Sinds we 2,5 jaar geleden op een wel heel bijzondere manier kennis hebben gemaakt, groet ze me altijd heel uitbundig. Ik heb haar verhaal destijds wel in kleine kring verteld en ik heb het toen ook opgeschreven, maar er waren redenen om het hier niet te publiceren. Vandaag besluit ik dat het eigenlijk wel kan, er is geen reden meer om het verhaal voor me te houden. En de mevrouw waar het om gaat vindt het allemaal prima. Ze is veel te blij dat ze er nog is.

Februari 2013. Het is koud, zó'n intens koude februari hebben we volgens mij al vijftig jaar niet meer gehad. Vandaag kwam de thermometer niet boven de min 10. Twee paar sokken, een thermolegging onder mijn uniformbroek, een dikgevoerde winterjas over mijn uniform en een sjaal zijn zelfs in een verwarmde auto geen overbodige luxe. Met dit weer wagen zich maar weinig mensen buiten, gelukkig maar. Er staan zo weinig taxiritten gepland, dat ik lekker op tijd naar huis kan. Met nog een extra sjaal, muts en wanten stap ik tegen een uur of zeven 's avonds op de fiets. Gauw naar huis, verwarming hoog, warme douche en een hapje eten, dat is alles waar ik me nog op focus. De temperatuur is inmiddels al gezakt tot min 16, de gemeen koude oostenwind blaast me gelukkig de goede kant op. Hard doorfietsen, daar word je warm van. Over tien minuten ben ik thuis. 


Het is rustig op de weg, wie niet per se naar buiten moet, zoekt zijn heil bij de kachel. Alleen op het fietspad tussen het voetbalstadion en de middelbare scholen komen mij nog enkele dappere fietsers tegemoet. Dik ingepakte gezichten, de bevroren condens tekent zich af op de sjaals die ze voor hun neus en mond hebben gewikkeld. Iets verderop, bij de fietsoversteekplaats op de singel staat een scootmobiel stil. Een verkleumd hondje drentelt eromheen. Zijn vrouwtje wacht blijkbaar met oversteken tot er geen verkeer meer aankomt. 

Pas als ik dichterbij kom, merk ik dat de singel uitgestorven is. Waarom steekt die mevrouw niet over? Als ik naast haar sta, herken ik haar. Ze woont bij mij in de straat, maar dan twee hofjes verder. Het is nog geen vijfhonderd meter van waar we nu staan. 
Ik denk dat ze begin zestig is. Regelmatig komt ze voorbij als ze haar hondje uit gaat laten, misschien was ze dat nu ook wel aan het doen. Dan pas valt me op dat ze niet reageert. Over haar wangen biggelen tranen, maar of dat nu van de kou of van verdriet is, valt niet op te maken. Huilen is onverstandig met dit weer. Zelfs zoute tranen op een gezicht dat van de wind is afgekeerd kunnen met deze temperatuur bevriezen. "Is er iets, mevrouw? Kan ik u helpen?"

Ze beweegt nauwelijks. Zachtjes zegt ze iets, maar ik moet afstappen en bijna tegen haar aan gaan staan om het te horen. Het duurt even, maar dan begrijp ik dat ze haar scootmobiel niet meer aan de praat krijgt. De accu is vol, de lampen branden ook nog. Maar starten, ho maar. Gelukkig heb ik genoeg scootmobielen in mijn taxibus vervoerd om te weten hoe ze werken. "Kunt u hem in zijn vrij zetten? Dan ga ik u naar huis duwen. Die 500 meter moet toch wel te doen zijn?" Dankbaar glimlacht ze naar me, maar het lukt haar niet om de scootmobiel in de vrijloopstand te zetten. Ik probeer het zelf. Geen beginnen aan, het ding zit muurvast. Het is me niet duidelijk of dat door de kou zelf komt, of omdat de motor niet loopt. Hoe dan ook, beide mogelijke oorzaken kunnen we niet veranderen, ik probeer het logge gevaarte wel in de versnelling naar huis te duwen. 
Eerst breng ik mijn fiets naar de overkant van de weg en zet hem een eind verder op slot, je weet maar nooit. Als ik weer bij mevrouw terug ben, zit ze nog steeds in dezelfde houding te klappertanden. Ik besef dat ik snel moet zijn, veel langer kan ze deze kou niet aan. Mijn grote sjaal doe ik af. Eigenlijk is het een soort wollen omslagdoek. Mij zit hij nu in de weg, bovendien heb ik het warm genoeg. Deze mevrouw heeft hem harder nodig. Ik stop haar bovenlijf en armen zo goed mogelijk in. Om haar benen heeft ze gelukkig zelf al een dik gewatteerde voetenzak.

Met mijn volle gewicht stort ik me tegen de achterkant van de scootmobiel. Wie mij kent, weet dat dat heel wat massa is. Maar het helpt maar weinig. Ik verander van houding. Aaarrrggh... mijn knie. Nog geen zes weken geleden scheurde ik mijn binnenknieband toen ik uitgleed op de ijzel, ik kan dat been nog steeds niet volledig strekken. Ik verplaats mijn benen, nu staat het linkerbeen gestrekt naar achter, dat gaat beter. Maar auw..., mijn rechterarm kan ik zo niet gebruiken want daar heb ik een golferselleboog. Opgelopen bij dezelfde valpartij waarbij ik mijn knieband scheurde. Ik ben een kneus. Echt een grote kneus. Maar ik zal me nog een veel grotere kneus voelen als ik deze vrouw niet help. Het moet! Het moet! Het... en zachtjes komt de scootmobiel in beweging. Als hij eenmaal van zijn plaats is, gaat het wat gemakkelijker, maar het houdt beslist niet over. Met grote moeite steken we de rijbaan over, op de middenberm kom ik even op adem. Het hondje laat het allemaal maar gebeuren. Zolang zijn vrouwtje niet laat merken dat ik haar pijn doe, is het goed. Bovendien gaan we de goede kant op, naar huis. Dus drentelt het foxje geduldig met me mee. 
Zo, nu de volgende rijbaan. Ik duw uit alle macht, enerzijds ben ik blij dat er geen verkeer aankomt, anderzijds vervloek ik het. Elke automobilist meer betekent iemand erbij om mij te helpen. Niks dus. Als we eindelijk aan de overkant zijn, besef ik dat dit geen doen is. We moeten nu het park in, tweehonderd meter over een fietspad waar geen auto's kunnen komen. Tweehonderd meter door een relatief donker stuk, waar niemand ons ziet of ons zal komen helpen. Tweehonderd meter die ik beslist niet in mijn eentje kan overbruggen, ik ben al op na deze oversteek. 

Ik wil niet denken aan mogelijke doemscenario's met een 'bevroren' slachtoffer. Maar ik ben realist en schat in dat zo'n scenario wel degelijk om het hoekje gluurt, klaar om toe te slaan. Een situatie als deze is natuurlijk nooit behandeld bij mijn cursussen levensreddend handelen en BHV. Maar zeg nou zelf, geen enkele noodsituatie die ik tot nu toe meemaakte was er een uit het boekje.
Dan krijg ik een idee.

"Mevrouw, heeft u toevallig een pasje van de deeltaxi?" Ze schud haast onmerkbaar haar hoofd en ik begrijp uit haar gestamel dat ze het niet bij zich heeft. Geen probleem, ik regel wel iets.
Ik bel mijn eigen taxicentrale. "Mark, ik ga dadelijk via de normale bestellijn een deeltaxirit regelen voor een mevrouw met een scootmobiel. We vertrekken tegenover de ingang van het voetbalstadion. Maar als we een uur moeten wachten op de taxi, hoef je hem niet meer te sturen, dan hebben we een ambulance nodig." Mark vraagt bezorgd wat er is en gelukkig heeft hij maar een half woord nodig. "Hooguit tien minuten", belooft hij. 


Ik vertel het aan de mevrouw. Haar klappertanden is inmiddels gestopt maar ik voel aan haar wangen dat ze in- en inkoud aan het worden is. Misschien is die ambulance ook al binnen die tien minuten nodig? Ik ga achter haar staan, met mijn rug in de wind en ik maak mezelf nog breder dan ik al ben. Twee grote armen vouw ik om deze mevrouw, mijn handen wrijven haar zo goed en zo kwaad als dat kan warm. Met mijn neus in haar haren maak ik wat grapjes. "Als iemand mij een uur geleden had verteld dat ik vanavond nog met een wildvreemde vrouw hier in het park zou gaan knuffelen, dan had ik die persoon echt volledig voor gek verklaard." Ik voel dat ze grinnikt. Gelukkig, er zit nog reactievermogen in. 

In mijn beleving duurt het hooguit vijf minuten, dan zie ik uit mijn ooghoek een grote witte rolstoelbus naderen. Ik laat de vrouw los, loop terug naar de weg en zwaai. Met zijn koplampen seint mijn collega dat hij mij gezien heeft. Even later draait hij zijn bus achteruit het fietspad op. Dan gaat alles heel snel. Achterdeuren open, lift omlaag. Met twee man lukt het ons de scootmobiel te keren en op de lift te duwen. We weten dat een passagier er tijdens deze procedure niet op mag blijven zitten, maar nood breekt wet. Gelukkig is het een korte scootmobiel, collega Henk kan erachter op de lift blijven staan. Maar om het loodzware ding verder in de bus te kunnen duwen, ontbreekt hem de nodige afzetruimte. Ik loop om en stap voor in de bus, zodat ik het gevaarte naar binnen kan trekken. Na flink wat zuchten en steunen staat ie op zijn plaats en kan Henk de scootmobiel vastzetten. Ook nu laten we mevrouw tegen alle regels in gewoon op haar karretje zitten. Ze is niet meer in staat om ervan af te komen. 
"Zet jouw fiets er ook maar bij, dan kun je meerijden", stelt Henk voor. "Ik weet niet waar ze heen moet en ik zie ook niet gebeuren dat ik die bus in mijn eentje leeg kan laden." Hij heeft gelijk. 

We moeten omrijden, alleen fietsers kunnen hier door het park. Maar nu we eenmaal warm en beschut zitten, maakt dat weinig meer uit. Mevrouw komt nu ook een beetje los, ze kan in ieder geval nu aangeven waar ze precies woont. En inderdaad, ze was haar hond uit aan het laten. Het hondje lijkt ook alerter geworden. Zo zie je maar wat een beetje warmte kan doen.
Bij haar huis lijkt het uitladen van de bus heel wat gemakkelijker te gaan, maar dat kan ook zijn omdat we zojuist een beetje zijn opgewarmd en het einde nu in zicht is. Samen schuiven we de scootmobiel in de berging van de seniorenwoning, moeizaam stapt mevrouw af en pakt ze de gereedstaande rollator. Henk moet weer verder, hij is hier ook niet meer nodig. Door ons heeft ie al een behoorlijke vertraging opgelopen en de volgende passagiers hebben geen boodschap aan een onderkoelde vrouw op een scootmobiel.
"Mevrouw, wat doet u nu verder? Heeft u iemand die ik voor u kan waarschuwen?" "Mijn dochter. Die woont niet ver weg. Maar doet u maar geen moeite, ik bel haar zelf wel." "Zeker weten?" Ze knikt vaag. "Nee mevrouw, ik wil het echt zeker weten. U heeft zorg nodig. Een warm bad of een warme douche helpt om van de kou af te komen. En dan uw bed in. En ik denk niet dat u op dit moment in staat bent om dat in uw eentje allemaal te doen." Ze kijkt me aan. "Nee echt, ik bel mijn dochter. Ik ben u heel, heel dankbaar dat u mij zo goed geholpen heeft. Maar gaat u nu maar, u heeft genoeg gedaan."


Ik vertrouw het niet echt. Ze lijkt me eigenwijs. Normaal gesproken zou ik het verder haar eigen verantwoording vinden, maar ik weet wat onderkoeling met mensen kan doen. Het liefst had ik een arts naar haar laten kijken, misschien dat de dochter dat besluit nu ook neemt. Eenmaal thuis wijkt mijn bezorgdheid niet, en nadat ik zelf een warme douche heb genomen en me heb omgekleed, besluit ik even terug te gaan naar mevrouw. Haar woning is donker. Ik bel aan, maar er volgt geen reactie. Wat nu? Dan bel ik bij de buren aan, die ondanks het tijdstip gelukkig wel open doen. Ze blijken op goede voet te staan met hun buurvrouw en natuurlijk willen ze de situatie in de gaten houden. Toch laat het mij niet echt los. Pas als ik een week later mevrouw weer met haar hondje voorbij zie 'scooteren', ben ik gerustgesteld en kan ik het loslaten.

Maar wat ik tot op heden nog niet los kan laten, is de gedachte aan die fietsers die ik tegenkwam net voordat ik mevrouw ontmoette. Heeft niemand gezien dat daar iemand in nood zat? Ze moesten nota bene om haar heen fietsen. Denkt er dan niemand na? Begrijpen die fietsers niet dat iemand die slecht ter been is echt niet voor haar plezier daar midden op een verlaten fietspad dood gaat staan vriezen? Na ons de zondvloed en ikke-ikke-ikke-en-de-rest-kan-stikke? Het zal geen opzet zijn geweest van die fietsers, alleen maar onachtzaamheid en onverschilligheid. En dát raakt me eigenlijk nog het meest in deze hele geschiedenis: het ongelofelijke egocentrisme en de desinteresse die je tegenwoordig op veel te veel plaatsen tegenkomt. 



Geen opmerkingen:

Een reactie posten